Hoe maak je een wandeling?

Oktober 2023, Calanques, Marseille.

Ik wandel door het landschap -of nee,
het is geen landschap
de rotsen, de zee, lucht, wind, bomen, struiken, stenen, de dieren (de vogels die ik hoorde en niet zag, de mieren, muggen, krekels, een kwal die ik zag en soms ook voelde en de dieren die ik zag noch hoorde noch voelde)
ze zijn geen landschap,
met mijn blik maak ik ze tot landschap, een specifiek soort geheel,
mijn oog kiest de elementen die het tot een landschap maken:
hoe de kleur & vorm van de zee contrasteert met die van de rotsen
en die op hun beurt weer met de lucht,
bijvoorbeeld.

Dat gebeurt alleen als ik lang genoeg stil sta maar ook weer niet te lang,
wanneer ik precies lang en kort genoeg stil sta om er naar te kijken
meestal kreeg ik dan de behoefte om het vast te leggen, te kaderen, te delen:
ik neem de rol van toeschouwer aan, kijkend naar “een landschap” dat niet in een kader past,
ik maak een foto
en nog eentje
en toch ook maar een video
en stuur het naar mijn zus, naar een vriend:
‘kijk waar ik ben’ 
misschien omdat ik zelf niet kan geloven dat ik hier ben, in deze samenkomst van rotsen, zee, lucht, planten, dieren). 

Echter, als ik geen toeschouwer ben maar al wandelend en klimmend over de rotsen vlakbij Marseille deel uitmaak van die plek en de zee zie, word ik van binnen bewogen.
Komt het doordat de rotsen zo onberoerd lijken, de zee zo onverschillig?
Ze vallen buiten deze categorieën,
ze zijn er, even groots als stil.   

de zee was onstuimig bij het ochtendgloren, eerst was ze woelig en donker en nu is ze weer gelukkig. Ze heeft geen verstand, geen intelligentie, geen hart, de zee, ze is niets anders dan dit materiële ontstaan, zonder uitweg, zonder einde

schreef Marguerite Duras in de zomer van 1980.
Voor een krant schreef ze elke week een tekst over wat ze zag in haar verbeelding, uitkijkend over het strand en de zee.

Een bewoner vraagt me waarom ik deze wandeling maak
en wat ik denk van deze plek (in zijn vraag hoor ik een combinatie van trots en ontzag)
Ik herhaal zijn vraag een paar keer totdat ik zoiets zeg als dat ik hier niet hoef te denken. 
Enige uren daarvoor stond ik hoog boven op een rots, in een ervaring waar ik op dat moment zelf geen woorden aan probeerde te geven – wat vrij uitzonderlijk is. Desalniettemin kreeg ik niet lang daarna toch de behoefte om te benoemen wat ik voelde (is dit nu euforie?) om te begrijpen wat me zo had ontroerd (het landschap?). 

Een paar dagen later, een andere wandeling. 
Kort nadat ik een onmetelijk grote rotspartij had doorkruist, sprakeloos,
vraagt de buschauffeur (die op dat moment ook een standup comedian is, zijn bus een compact podium) of ik verdrietig ben. 
‘Nee’ zeg ik. 
Ik ben juist gelukkig, misschien ziet dat er soms hetzelfde uit (hoor ik mezelf denken maar niet zeggen). Later vermoed ik dat ik het allebei precies evenveel ben, verdrietig en gelukkig. 

Maakt de onbevattelijkheid van deze plekken (de oneindigheid van de zee en lucht, de eeuwigheid van de rotsen en stenen) dat ik me meer kan verzoenen met de onbevattelijkheid van mijn binnenwereld? 

(ik blijf proberen om iets (dit) in taal te vatten) 

In de stad zie ik teksten en beelden van Hamish Fulton, een Britse kunstenaar die sinds 1973 wandelt en wiens oeuvre bestaat uit ‘artwalks’. 
De wandelingen zijn het werk zelf, de teksten en beelden fungeren als brug naar een publiek,
het zijn ‘mediators of this experience’ om toch nog enigszins in het kader van kunst te passen. 

Ik lees dat Fulton met zijn wandelingen niet probeert om de natuur te veranderen maar wilt laten zien hoe die ons verandert. De teksten en beelden geven me een indruk van de meetbare en begrijpelijke structuur van zijn wandelingen: ik lees waar en wanneer hij wandelde, hoeveel dagen en nachten hij kampeerde, op hoeveel meter hoogte, de fase van de maan en/of de stand  van de zon).
Maar ik ontdek niet wat het wandelen met hem heeft gedaan, hoe de beweging  van zijn lichaam door deze plekken en tijden hem heeft bewogen. Mogelijk probeert hij op deze manier (ingevulde stilte) iets over de onzegbare ervaring te vertellen. 

In twee verschillende boekhandels zie ik dezelfde publicatie liggen van Nathalie Du Pasquier.

Is dat niet ook een tekst van iemand anders?
Als ik het later opzoek blijkt het ook (een deel van) de titel van een performance waarin Francis Alÿs een ijsblok door de straten van Mexico-City duwt totdat het gesmolten is.
Ik vraag me af of Alÿs zijn video ook louter ziet als een brug naar een publiek
en enkel de actie als het ‘echte’ kunstwerk. 

In het Nederlands kan je zeggen: ‘ik wandel’
of: ‘ik maak een wandeling’ 
of: ‘ik doe een wandeling’ wat me meer doet denken aan een uitgestippelde route, een aangelegd pad dat je volgt. 
Ook als je een wandeling doet, maak je een wandeling.
De wandeling bestaat alleen door en tijdens de actie van het wandelen zelf.
Het pad is geen wandeling, net zomin als dat de rotsen en zee een landschap zijn. 

Gedurende mijn wandelingen bij Marseille volg ik streepjes: rode, blauwe, soms groene.

Ze wijzen me het pad dat ik soms niet kan zien, sporen me aan om door te gaan waar ik denk dat het niet meer kan met enkel mijn voeten, benen, handen die rotsen omklemmen om de rest van mijn lichaam omhoog of omlaag te trekken en duwen. 

Ik doe en maak een wandeling op plekken die ik me niet kan voorstellen.  

Hamish Fulton schrijft:

Geen sporen achterlaten.


Wat zou dat kunnen betekenen voor een kunstpraktijk? 
Kan je kunst maken zonder dat het een materiële vorm aanneemt? 


Hoe minimaal kan je iets maken?

En, 
wat als je het omdraait: 

Kan een kunstpraktijk ook bestaan zonder ‘iets’ te maken (een object, tekst, voorstelling)? 
Een kunstpraktijk die bestaat uit het maken van een ‘niets’ , van lege ruimtes, open momenten? 

Is het stellen van een vraag een kunstwerk? 
En van welk materiaal is die vraag gemaakt? 

Componist en muzikant Pauline Oliveros ontwikkelde met Deep Listening een manier om luisteren deel te maken van haar artistieke praktijk. Haar oeuvre bestaat niet alleen uit muziekstukken maar ook uit manieren van luisteren, uit vragen, beschrijvingen van fysieke en mentale oefeningen. Zowel haar muziek-werken als haar luister-werken bieden de mogelijkheid om de ervaring van geluid, stilte, ruimte en tijd uit te breiden, van binnen naar buiten en van buiten naar binnen. 

‘Deep Listening is a practice that is intended to heighten and expand consciousness of sound in as many dimensions of awareness and attentional dynamics as humanly possible.’ 

(deep listening, a composer’s sound practice’, 2005)

‘Do you remember the last sound before you heard this question?’
is één van de dertien vragen uit haar werk Ear Piece (1998)

Pas jaren nadat ik Ear Piece en ander werk van Pauline Oliveros leerde kennen,
vormen ze de start voor de eerste twee luistersessies in november.
Sessies waarin niets wordt gemaakt
en toch iets ontstaat.
Binnen het kader van de kunst blijkt er wellicht ook ruimte voor niet-iets.