3 keer naïviteit

1
In aanloop naar het maken van de voorstelling FIK. geeft Judith me de tekst ‘Wat blijft’ van Patricia de Martelaere. Een zin die ze me later nog eens toestuurt is: ‘Maar zolang wij niet bereid zijn een intellectuele waarde of elementaire juistheid toe te kennen aan het naïeve standpunt, zal iedere troost alleen maar de vorm van bedrog aannemen en onze behoefte daaraan een blaam zijn op onze veronderstelde volwassenheid.’   

Deze zin is het einde van een hoofdstuk waarin ik voor het eerst zo helder lees wat er (meestal) wordt bedoeld met naïviteit. Namelijk dat naïviteit een ongecompliceerde verbondenheid tussen het zelf en de wereld is. Ongecompliceerd want zonder de grote teleurstelling dat het leven eindig is en absurd want zonder zin. Zonder de grote teleurstelling dat de mens een tragisch en gemankeerd wezen is, losgekoppeld van de harmonieuze natuur door zijn bewustzijn en kennis van dit alles. Over kinderen kan vanuit het volwassen perspectief gemakkelijk worden gedacht dat ze gelukkig zijn vanuit hun naïeve, onschuldige onwetendheid over de tragiek van het leven. Ze leven nog in een wereld van harmonie en illusie en zullen later, als ze verstandiger worden, de harde waarheid onder ogen zien en behoefte hebben aan troost, en zullen dat mogelijk zoeken in de vorm van kunst, religie, wetenschap, ideologie… De zogezegd verstandige mens doorziet al deze menselijke pogingen en moet leven met dat besef, want kan zich er niet werkelijk van los maken. Maar, schrijft De Martelaere, ‘het blijft op z’n minst een theoretische mogelijkheid dat het de kinderen zijn, of de naïeve persoonlijkheid in het algemeen, die het bij het rechte eind hebben, en dat de behoefte aan troost alleen maar voortkomt uit een zelfgecreëerde tragiek en met name uit een onjuiste voorstelling van de plaats van de mens in het geheel der dingen.’ 

Afgaande op de andere hoofdstukken in het boek denk ik dat De Martelaere met ‘onjuiste voorstelling’ het onderscheid tussen subject en object bedoelt. Het onderscheid tussen de mens en de wereld om zich heen. Terwijl het misschien niet alleen juister maar vooral ook boeiender en constructiever  zou zijn om uit te gaan van de verbondenheid van deel en geheel. Uit de voorbeelden die De Martelaere geeft van mensen die de mens als tragisch, gemankeerd wezen zien en anderen die dat niet zo zien gemakkelijk naïef zouden noemen, wordt het me duidelijk dat diegene die een ander naïef noemt misschien wel jaloers is op de eenheid die iemand ervaart, op de afwezigheid van conflict.

2
Lisa geeft me bij de première van ALL. De Afhanklijkheidsverklaring van Rebekka de Wit en schrijft er in: Het stiekeme “ALL. boek” 

Een dag later eindigt een recensent zijn recensie van ALL. met: ‘Door het ontwapenende einde overstijgt ALL. uiteindelijk de som der delen: het naïeve gefilosofeer wordt uiteindelijk ontmaskerd als een intellectuele pose waarmee de duisternis wanhopig en tevergeefs op afstand wordt gehouden. Pas als de pijn van het bestaan recht in de ogen wordt gekeken ontstaat er iets echts: dat hebben kunst en menselijke connectie gemeen.’
Ik acht het niet onmogelijk dat de recensent jaloers is op de mogelijkheid die wij scheppen om de gedachten die hij naïef gefilosofeer noemt op een podium te te verwoorden. Dat maakt me al direct wat milder, maar de valkuil is dat ik mezelf op deze manier boven hem plaats omdat ik denk te weten dat hij jaloers is. 
Eén van de brieven die ik in mijn hoofd aan de recensent heb geschreven bestond uit een kopie van een stukje uit Rebekka’s boek:
‘Door iemand naïef te noemen, bepaald je niet alleen wie over de wereld mag spreken en wie niet, maar doordat je mensen die er anders over denken buiten de wereld houdt, krijg je uiteindelijk gelijk. Als je mensen buiten de wereld houdt door ze naïef te noemen, sterft hun manier van kijken vanzelf uit. En is zo bezien iemand naïef noemen niet veel gevaarlijker dan naïviteit zelf? De vraag is wat zou mijn oom, wat zou Columbus, hebben meegemaakt, wat is er met ze gebeurd, wat hebben zij doorzien, welk licht is er tot hen gekomen, waardoor zij de wereld in haar volle glorie hebben gezien en daarmee het recht kregen om te zeggen dat sommige dingen naïef zijn?’ 

Lisa, Judith en ik komen er achter dat we alledrie hadden overwogen om de recensent een brief te sturen. Geen van ons doet het. Misschien omdat vergelijking tussen de recensie en de overheersing van Amerika na Columbus, niet de beste manier is om de recensent weerwoord te bieden. Als de voorstelling zelf mensen niet hun eigen denkwijze doet herbekijken, dan misschien wel bij een andere voorstelling.   
Ook blijkt hetzelfde altijd weer anders te kunnen worden bekeken. Een andere recensent schrijft over dezelfde teksten: ‘Zo eenvoudig de zinnen, zo diep hun bereik. Door minimale verplaatsingen kantelt Verbelen telkens het perspectief. Misschien is dat de definitie van complexiteit wel: betekenissen die steeds verschuiven, cirkelend rond een onbekende kern.’ 

3
‘In On Photography merkt Susan Sontag op dat een vernieuwend kunstenaar altijd naïef overkomt op de tijdgenoten, die denken dat ze precies weten wat er behoort te gebeuren. Maar nadien keert het om, en verschijnen de tijdgenoten als naïef, omdat ze de echte mogelijkheden van hun tijd niet hebben opgemerkt.’
Dit lees ik in een tekst van Hans Theys over het beklijvende, empathische werk van kunstenaar Els Dietvorst.

Iets daarvoor schrijft hij ook iets dat misschien wel verwoordt wat ik ook ervoer bij het zien van haar werk. 
‘Als ik naar Dietvorsts werk kijk, haar tekeningen, sculpturen, films en installaties, dan voel ik hoe ze naar hout, bomen, dieren, mensen, ruimte en licht kijkt alsof ze dingen echt durft te zien, aan te raken, te ondergaan. En vermoedelijk betekent dit dat ze ook de achterliggende sterfelijkheid onder ogen durft te zien, het broze, het vergankelijke.’

ROOS EUWE. WINTER 2020


BRONNEN
Patricia de Martelaere. Wat Blijft. 2007.
Als voorbeelden geeft Patricia de Martelaere onder meer de interviews met natuurkundige Steven Weinberg en met evolutiebioloog Stephen Jay Gould voor het televisieprogramma ‘Van de schoonheid en de troost’ (2002).
Rebekka de Wit. De Afhankelijkheidsverklaring. 2019.  
Els Dietvorst. Publicatie naar aanleiding van de tentoonstelling *Dooltocht/A desperate quest to find a base for hope in het Muhka, Antwerpen in 2020.